In de veldverkenning van vorige maand was Albert de Vries aan het woord. Hij vertelde hierin over de uitgangspunten van de methodiek die bij Inclutrain wordt gebruikt. In deze veldverkenning praat ik met Henk Poppenk (HP), die over de training Inclutrain vertelt, en over de implicaties die dit heeft voor het denken in beroep en beroepsopleiding. Deel 3 zal over de ervaringen gaan van bewoners en medewerkers die deze training hebben gevolgd.
Hoe is het project Inclutrain ontstaan?
HP: “Drie antroposofisch georiënteerde zorgboerderijen in Nederland, Duitsland en Oostenrijk wilden op basis van hun ervaringen samen met mensen met een ondersteuningsbehoefte een bij hen passende beroepsopleiding ontwikkelen. Dat wilden zij doen omdat bestaande beroepsopleidingen eenvoudigweg niet aansluiten qua inhoud en methodiek. Dit tekort wordt al vele jaren in heel Europa onderkend en heeft ook de aandacht van de politiek. Mede daarom kon het project in december 2017 van start gaan met een EU Erasmus + subsidie. Onze uitgangsvraag was: “Is er een beroepsopleiding te ontwikkelen waar iedereen aan kan deelnemen? Een beroepsopleiding waar niet het beroep maar de individuele mens het uitgangspunt is?”
En toen?
”Ik werd projectleider vanuit Urtica en samen met de projectleiders in Duitsland en Oostenrijk organiseerden wij een startbijeenkomst om te onderzoeken welke idealen wij hier voor ogen hadden. Daaruit ontstond het idee om Albert de Vries te vragen ons methodisch te ondersteunen. We wilden vanuit de ervaring en in samenwerking met cliënten tot een opleidingsconcept komen.”
Hoe hebben jullie dat aangepakt?
“We organiseerden op de zorgboerderijen van de partners een training waaraan om en nabij de 28 mensen deelnamen. Dit waren zowel mensen met een beperking, als werkleiders en het projectteam.
We hadden een heel praktische opzet, waarin we bepaalde activiteiten met elkaar gingen uitvoeren. Bijvoorbeeld houthakken, koekjes bakken, uien pellen en sorteren. Deze activiteiten waren het vertrekpunt voor observaties van elkaar.”
Hoe werkten jullie met die observaties?
“Het mooie is dat iedereen dat op zijn eigen manier beweegt. Dat iedereen voor hem of haar karakteristieke bewegingen maakt die in alle activiteiten zijn terug te vinden. Dat noemen wij de wils- of handelingsimpuls van iemand die in de bewegingen zichtbaar wordt. En om die te kunnen ontdekken is nabootsen van ‘hoe’ iemand handelt van essentieel belang. Door na te bootsen vallen namelijk bepaalde specifieke handelingsaspecten op die je vervolgens in werkwoorden weergeeft. Voorbeeld: door iemand na te bootsen die stro aan het opstrooien was, kwam voor hem specifiek de werkwoorden impulseren en beoordelen naar voren. Als handelingsimpuls uitgedrukt: ‘beoordelend impulseren’.”
Wat heb je eraan als je de wilsimpuls van iemand (her)kent?
“Die wilsimpuls wordt zichtbaar in HOE iemand doet en handelt. (Her) ken je de wilsimpuls, dan
ken je het specifieke talent, de specifieke gave van deze persoon. Dat is zijn vanzelfsprekende aanleg, daar is hij vaardig in. Dat weten is van grote waarde en laat tevens het gebied zien waar deze persoon ‘in zijn element’ is. De karakteristieke wilsimpuls zit in elke handeling die iemand doet, of het nu koffie zetten, stro harken, of rabarber oogsten betreft.”
Hoe borg je deze wilsimpuls in de organisatie?
“We werken met een portfolio, die in de ik-vorm is geschreven. Hier staat de handelingsimpuls in beschreven en de wijze waarop de werkleider daarbij kan aansluiten. Terugkomend op het voorbeeld: hoe kan ik bij iemand, die een nieuwe vaardigheid wil leren, zo goed mogelijk bij zijn handelingsimpuls ‘beoordelend impulseren’ aansluiten? Hoe kan ik ruimte creëren zodat hij ‘hoe hij de dingen aanpakt’ verder als beroepsvaardigheid kan uitbouwen? Tevens staat er in welke soort instructie deze persoon helpt, en wat zijn randvoorwaarden zijn voor het leren.”
Wat betekent dit voor het inrichten van een beroepsopleiding?
“Dit biedt een geheel nieuwe ingang om naar leerprocessen te kijken. Maar ook naar het thema beroep en beroepsopleiding. Want het (oude) begrip van beroep komt hiermee minder centraal te staan. De geheel aan de persoon eigen impuls om dingen aan te pakken kan in diverse beroepen tot uiting komen. Neem het eerdere voorbeeld van de jongeman waarvan de handelingsimpuls benoemd werd met de term ‘beoordelend impulseren’. Hij loopt in de weide, ziet iets, kijkt om zich heen, beoordeelt situatie, en drijft de pinken naar waar ze heen moeten. Diezelfde vaardigheid zet hij ook in in de Horeca. Hij kijkt over het terras. Hij ziet dat mensen weggaan en willen afrekenen, hij ziet dat er nieuwe mensen zijn die koffie willen. Deze betreffende man, die gestart is in het vee, werkt nu ook in de horeca. Ook daar kan hij uitstekend ‘beoordelend impulseren’. De kunst voor degene die hem begeleid, is dat ‘beoordelend impulseren’ te verbinden aan activiteiten en niet specifiek aan 1 beroep.” Hier ligt ook de uitdaging om op een nieuwe manier het begrip beroep invulling te geven.”
Hoe krijg je dit georganiseerd op de tuin of de boerderij?
“We nemen het werkgebied van de boer even als uitgangspunt. Natuurlijk zijn er allerlei werkzaamheden die gedaan moeten worden op het boerenbedrijf. In de visie van Inclutrain leid je mensen niet meer op als boer. Maar je kijkt naar het individu, en vraagt je af hoe de omgeving zo gecreëerd kan worden, dat de wilsimpulsen van de mensen tot hun recht kunnen komen. Dat is vaak niet allemaal vanuit 1 werkgebied te realiseren. Daarom werken veel mensen in 2 of meer verschillende werkgebieden. Zo hadden we een deelnemer in de trainingsgroep die in het vee werkgebied werkte. Heel bedachtzaam, rustig en voorzichtig was hij in zijn bewegingen. Deze deelnemer schenkt nu ook parttime koffie voor bejaarden, en heeft een rol in het verzorgen van hun dagbesteding. Het ‘hoe’ blijft hetzelfde, de aard van de werkzaamheden (het wat) is ontzettend verschillend. Dit waren eye-openers in de training, ook voor de werkleiders.”
Dat is toch een aardverschuiving in de visie op Werken?
“Ja, inderdaad, het betekent een vernieuwingstraject voor de werkplaatsen. Het spannende eraan is: de koeien moeten wel gemolken worden. De insteek om dat te realiseren zal anders worden. De aandacht verschuift van primair het werk dat gedaan moet worden naar de activiteiten waarin de mensen zich als een vis in het water voelen. We moeten verder onderzoeken hoe we vanuit deze gedachtegang verder kunnen gaan organiseren op Urtica de Vijfsprong. We verwachten dat het altijd bestaande spanningsveld tussen productiedoelen en capaciteit van de mensen die meewerken om deze productie te halen, uiteindelijk kleiner zal worden.”
Danja van der Meer