Inclutrain is een persoonsgerichte en op inclusie gerichte werkwijze om een beroepsopleiding voor mensen met een verstandelijke beperking handen en voeten te geven. Albert de Vries (AV) licht in deze veldverkenning toe welke visie en principes ten grondslag liggen aan de methodiek die binnen Inclutrain wordt toegepast. In twee nog volgende veldverkenningen is de aandacht gericht op het project Inclutrain, methode en haar partners en op ervaringen van deelnemers.
Inleiding
De samenvoeging inclu (van inclusie) en train (van training) maakt meteen duidelijk dat inclusie het kernwoord is, de essentie van het hele verhaal. Toch is het niet zo, dat iedereen bij inclusie hetzelfde voor ogen heeft. De meeste definities van inclusie gaan uit van het principe van meedoen en erbij horen, gelijke rechten hebben.
Zo hanteert VGN bijvoorbeeld de volgende definitie:“Inclusie gaat over het meedoen en erbij horen van mensen met een beperking. Een eenvoudige definitie van inclusie is: ‘insluiting, het tegenovergestelde van exclusie (uitsluiting)’ (van Dale).”
Er zijn mensen die bij inclusie met name het ‘recht op- of zelfs de plicht tot- normaal’ uitlichten, en dan komen tot deze definitie:”Een belangrijke voorwaarde voor inclusie is deïnstitutionalisering: het stoppen met grote woon- en werkgemeenschappen van mensen met een beperking op een afgezonderd terrein.” Men start dan bij de uiterlijke randvoorwaarden.
Maar er is gelukkig ook Geert van Hove, bijzonder hoogleraar VUmc A’dam ‘disability studies’. Hij zegt:
“Inclusie is een proces dat start bij het waarderen van diversiteit binnen een gemeenschap; alle burgers hebben een bijdrage te leveren. Inclusie is een permanent proces waarbij de dimensie ‘handicap’ steeds minder belangrijk wordt.” Hij vertrekt bij een innerlijk proces, wat je altijd en overal kunt voltrekken.
Ok! Met deze definitie kan ik verder. Het gaat hier dus over het waarderen van diversiteit, en over het feit dat iedereen een bijdrage levert. Hoe doe je dat? Hoe waardeer je diversiteit in je werk als begeleider, als opleider, als behandelaar? Het is – net zoals je rassengelijkheid nastreeft- een onderwerp dat vraagt om handelen. Om dingen te doen en andere dingen te laten. Anders blijft inclusie een mooi uithangbord zonder vulling. Je moet dus iets doen voor inclusiviteit. Iets dat waarschijnlijk anders is dan wat je vanzelf zou bedenken. En dan zijn we bij Albert de Vries en de door hem ontwikkelde methode aangekomen -ook wel de HOE methode genoemd- die aan de basis ligt van Inclutrain.
Wat is jouw visie op inclusie?
AV: “Inclusie is voor mij om te beginnen heel praktisch. Ik doe het samen met jou. Ik ga niet protesteren als jij mijn buurman wordt. Inclusie is samen aan werk gaan, samen aan het leren gaan. Wil je vanuit diversiteit naar inclusie komen, kan dat wat mij betreft alleen maar werken als je je richt op het individu. Dus als je je afstemt op de individualiteit van iemand. Alle hokjes (b.v. iemand met een psychose, iemand met verstandelijke beperking) zijn etiketten die beperkend werken, en die geen recht doen aan de diversiteit die er tussen mensen bestaat. In mijn visie op inclusie vertrek je vanuit de kwaliteit van de persoon die je voor je hebt, en niet vanuit zijn belemmering of onvermogen. Daarnaast is gelijkwaardigheid van de lerende en de leraar een belangrijk uitgangspunt. De leraar is ook lerende. De lerende is ook leraar. Er is niet iemand in een ‘bovenpositie’. Autoriteit ligt niet in het inclusieve.”
Hoe vertaalt zich jouw inclusieve blik naar een gemeenschap?
AV: “Een gemeenschap kan alleen ontstaan als allen bijdragen aan het geheel door hun specifieke kwaliteit. Het openen en vrijmaken van individueel potentieel is de basis van de gemeenschap. Dat luistert nauw. Als er een cultuur is die gekenmerkt wordt door ‘zorgen voor hulpbehoevenden’ dan is de gemeenschap ver weg.”
Wat vraagt het van een begeleider om inclusief te werken en leren?
AV: “Niet denken voor de ander. Het proces van afstemmen en aansluiten op een individu is een kwaliteit die vraagt dat je je eigen gedachten over wat iemand kan en niet kan niet leidend laat zijn. Het brengt ook de begeleider in een nieuw gebied, waarin hij bepaalde oordelen en inzichten los moet laten om vanuit de situatie die zich voordoet een nieuwe richting te kunnen laten ontstaan. Dat gebeurt als je niet vanuit je voorstellingen dingen gaat doen, maar vanuit de realiteit, dat wat zich echt laat zien en voordoet. Dit vraagt flexibiliteit en creativiteit van de begeleider en het vermogen om het niet-weten, het geen oplossing aan kunnen dragen (tijdelijk) te verdragen.”
Wat betekent deze werkwijze voor de activiteiten in een werkgebied ?
AV: “Als niet (meer) het beroep of de werkplaats het vertrekpunt is voor het inrichten van de leerprocessen, maar de individuele kwaliteit van de mens in kwestie, dan ontstaat er een ander perspectief. Als de werkleider zich hierop richt ontstaat er een scala aan mogelijkheden. Die worden zichtbaar als je start vanuit de activiteiten die gedaan moeten worden. Bijvoorbeeld in een weverij, daar is zoveel meer te doen dan weven. Je kan er ontwerpen. Je kan er schoonmaken. Je kan wol sorteren. Je kan de produkten mooi inpakken. Enzovoort, enzovoort. Door de diversiteit van de kwaliteit van mensen als uitgangspunt te nemen, ontstaat vanzelfsprekend ook meer diversiteit in het werk. Het geeft tevens inzicht in die activiteiten waar de betreffende kwaliteit toegepast kan gaan worden. Dit kan in de werkplaats zijn waar iemand werkt, maar het kan ook dat een andere werkplaats hier aansluitmogelijkheden biedt.”
www.inclutrain.eu